-
1 debate
n. argument, gesprek--------v. debatteren; afwegen, overwegen; in aanmerking nemendebate1[ dibbeet]2 twist ⇒ conflict, strijd♦voorbeelden:♦voorbeelden:————————debate2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bespreken ⇒ beraadslagen over, in debat treden over♦voorbeelden: -
2 débattre
débattre [deebaatr]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 discussiëren over ⇒ onderhandelen over, bespreken♦voorbeelden:1 worstelen (met) ⇒ vechten (tegen), zich verzetten (tegen)♦voorbeelden:se débattre comme un forcené • uit alle macht tegenspartelen1. v3) bepleiten2. se débattrev -
3 argue
v. argumenteren, debatteren, discussiëren; redetwisten[ a:gjoe:]3 twisten ⇒ ruziën, kibbelen♦voorbeelden:they were argueing against/for military intervention • zij pleitten tegen/voor militaire interventie3 don't argue with me! • spreek me niet tegen!II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 stellen ⇒ aanvoeren, bepleiten♦voorbeelden:he argued me out of joining the army • hij deed me ervan afzien in het leger te gaan -
4 controverser
controverser [kõtrovversee]1 twisten over ⇒ debatteren, discussiëren over, betwisten
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский